's Nachts droom ik soms dat er een apocalyps plaatsvindt. De ene keer barst er een vulkaan uit in Oost-Vlaanderen. Vorige week nog werd ons land bedreigd door een tsunami. Meestal is het minder duidelijk wat de oorzaak van de nachtelijke apocalyps is.
Ik geloof graag dat ik zeer heldhaftige dingen zou doen tijdens een echte apocalyps. Drie zombies tegelijkertijd onthoofden met mijn gepersonaliseerd koksmes, bijvoorbeeld. Of enkele hulpeloze peuters bevrijden uit een verlaten crèche en die herenigen met hun ouders.
Gelukkig zetten mijn dromen me altijd met beide voeten op de grond. Terwijl de wereld sterft, sta ik namelijk een reistas te vullen in mijn dromen. Terwijl sirenes loeien om te waarschuwen voor het Nakende Einde, ren ik als een gek door het huis. Op zoek naar douchegel, een paar handdoeken en een borstel. Want ook al gaat de wereld naar de kloten, ik zou lentefris ruiken.
Mocht er plots een zombie-apocalyps uitbreken, dan geef ik mezelf welgeteld 30 minuten voor ik roemloos ten onder ga. Ik weet ook al perfect hoe het zou gebeuren. Ik zou in de inkomhal fanatiek een reistas aan het vullen zijn, terwijl ik luister naar een apocalyptische playlist die ik in al mijn duistere voorzienigheid enkele weken voordien heb samengesteld.
Door alle chaos zou ik vergeten zijn dat de voordeur nog openstaat. Enter de overbuurman, op de tonen van ‘The End' van The Doors. De overbuurman is een zestiger, die op minder apocalyptische dagen in een pastelroze polo en een beige short een van zijn twee Audi's staat te stofzuigen. Ik noem de overbuurman voor het gemak Alain, want ik weet zijn echte naam niet. Alain zou op die noodlottige dag een muntgroene polo dragen met een indigoblauwe chinobroek. Die ochtend zou hij denken: Ik doe eens zot vandaag.
Hij zou geen idee hebben hoe zot de wereld die dag zou worden. Enkele uren later zouden zijn kleren volhangen met het bloed van zijn vrouw, zijn Pekinees en de buurman die naast hem woont, en die hij - opnieuw in minder apocalyptische tijden - al eens graag de huid vol scheldt om god weet welke reden.
Met een zware zombie-reutel zou Alain mijn huis binnenstrompelen, en ik zou het zelfs niet horen. Zo gefocust zou ik zijn op de reistas en, mezelf kennende, op de zoektocht naar een passende tweede stem bij het nummer van The Doors. Alain zou me verscheuren, terwijl Jim Morrison onverstoorbaar 'Kill, kill, kill' zingt, en ik wanhopig probeer te harmoniseren.
Op dat moment zou ik spijt hebben van veel dingen. Dat ik nooit in een band heb gezongen. Dat ik New York nooit heb bezocht. En dat ik nooit heb gezegd aan Alain dat ik zijn kledingstijl a-polo-calyptisch vind.
Comments